Wat zijn persoonlijkheidsstoornissen?
Een persoonlijkheidsstoornis is een afwijking aan hoe iemand van nature is. Een persoonlijkheid heeft twee aspecten: een aangeboren kant en een kant die zich ontwikkelt in je leven. De aangeboren kant wordt temperament genoemd. Dit heb je vanaf je geboorte. Je kunt introvert of extravert zijn, of iets er tussenin. Daarnaast is er een kant die zich ontwikkelt in de loop van je leven. Als je in een onveilige omgeving opgroeit, kan het zo zijn dat je het in je latere leven moeilijk vindt om anderen te vertrouwen.
Een persoonlijkheid is een vrij vast gegeven, wat niet makkelijk te veranderen is. Iedereen heeft een persoonlijkheid en bij vrijwel iedereen is dit vrij vast. Dat is heel normaal. Bij een persoonlijkheidsstoornis mankeert er iets aan die persoonlijkheid, aan wie je bent. Een criterium voor een persoonlijkheidsstoornis is dat iemand òf ernstig lijdt òf ernstig disfunctioneert. Wat dat ‘ernstig’ (in het engels significant) dan precies is, is niet gedefinieerd. Frank Koerselman zegt hierover: “Het wordt als ernstig gezien als het zo niet langer kan. Er moet iets gebeuren, want het gaat niet goed met je.” Je kunt namelijk nog zo vreemd of bijzonder zijn, maar zolang je kunt functioneren is er niks aan de hand. Anderen vinden je dan misschien een vreemde eend in de bijt, maar je bent nog steeds een variant van normaal. Pas op het moment dat jij of anderen eronder lijden, is er iets aan de hand. Dan pas hebben we met een stoornis te maken.
Hoeveel mensen hebben een persoonlijkheidsstoornis?
Ongeveer 10 procent van de mensen heeft een persoonlijkheidsstoornis. Dat lijkt misschien veel, maar realiseer je ook dat 90 procent dus geen stoornis in de persoonlijkheid heeft. Maar 10 procent van de mensen functioneert niet. Ondanks dat het ‘maar’ 10 procent is, veroorzaakt die 10 procent wel behoorlijk wat problemen. Stel je voor dat je huisarts bent en je hebt een praktijk met 2000 patiënten. Van die 2000 hebben er 200 mensen een persoonlijkheidsstoornis. Die 200 mensen nemen 80 procent van je tijd in beslag. Een ander voorbeeld dat Frank Koerselman noemt is dat je met een groep mensen samen kunt zijn, op vakantie bijvoorbeeld. Er hoeft dan maar 1 iemand van die groep een persoonlijkheidsstoornis te hebben en niemand heeft plezier. De 10 procent op zich is dus niet heel veel, maar de invloed ervan is heel erg groot.
Persoonlijkheidsstoornissen en verstandelijke beperkingen
Mensen met een verstandelijke beperking hebben het sowieso al moeilijk, omdat zij al meerdere uitdagingen tegenkomen in hun functioneren. Dit leidt tot een overlap in de definitie.
Wat bepaalt of er naast de verstandelijke beperking ook een persoonlijkheidsstoornis is? Je kunt dit herkennen als er geen evenwicht is. Je verwacht dat er bij mensen met een licht verstandelijke beperking een soort evenwicht is als de benodigde zorg geleverd wordt. In situaties waarin dit niet lukt, vraag je je af wat er aan de hand is. In zo’n geval kan het heel goed zijn, dat er dan iets onder zit: een persoonlijkheidsstoornis.
Disfunctioneren
Het disfunctioneren door een persoonlijkheidsstoornis ontstaat voor het einde van de puberteit. Een persoonlijkheidsstoornis ontwikkelt zich niet op latere leeftijd en kan dus niet pas zichtbaar worden als je 50 bent. Het disfunctioneren heeft meestal een patroon. Welk patroon dat is, bepaalt hoe de stoornis genoemd wordt en hoe daarmee om moet worden gegaan. Deze patronen hebben te maken met hoe mensen met elkaar omgaan. Een persoonlijkheidsstoornis heeft namelijk betrekking op het intermenselijk contact.
Patronen
In de loop der tijd is er in de wetenschap gezocht naar de beste indeling. Er zijn 10 persoonlijkheidsstoornissen die in 3 clusters zijn onderverdeeld.
Cluster A heeft betrekking op mensen met een overdreven introvert temperament;
Cluster B heeft betrekking op angstige mensen;
Cluster C heeft betrekking op extreem extroverte mensen.
Extreme temperamenten leveren bijna per definitie problemen op in contact met anderen.
Cluster A heeft betrekking op mensen met een overdreven introverte persoonlijkheidsstoornis. Dit cluster kent drie persoonlijkheidsstoornissen. Mensen met een stoornis uit cluster A kenmerken zich door een vervreemding van de wereld en andere mensen.
De eerste persoonlijkheidsstoornis binnen cluster A is de schizoïde persoonlijkheidsstoornis. Schiz betekent los van de werkelijkheid, met een zekere splijting tussen de persoon en de realiteit. Iemand met deze stoornis is zo in zichzelf gekeerd dat hij niet in contact staat met de realiteit. Deze persoon maakt geen contact met anderen. Iemand lijdt hier zelf niet onder, maar doet dit doelbewust. Mensen uit cluster A laten anderen letterlijk niet binnen, waardoor hulpverleners niet kunnen helpen.
De tweede persoonlijkheidsstoornis binnen cluster A is de schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Deze mensen zijn herkenbaar door vreemd en bizar gedrag. Meestal merk je dit niet omdat ze het contact niet opzoeken. Mensen met deze persoonlijkheidsstoornis raken hun grip en oriëntatie van de werkelijkheid kwijt. Ze proberen daar een weg in te vinden, door zich aan bepaalde ideeën te hechten. Denk aan de bizarre ideeën die je op het ogenblik veel ziet (complottheorieën). Mensen met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis hechten zich aan deze complottheorieën. Via die rare ideeën mensen ontmoeten ze ook andere mensen die er hetzelfde over denken. En dat is minder onschuldig dan het lijkt.
De derde persoonlijkheidsstoornis binnen cluster A is de paranoïde persoonlijkheidsstoornis. Mensen met deze stoornis staan in verstoord contact met de realiteit en denken dat anderen ze kwaad willen doen. paranoïde betekent dat iemand pathologisch achterdochtig is. Deze mensen vertrouwen anderen niet. Ze zijn ervan overtuigd dat anderen hen kwaad willen doen. Een licht verstandelijke beperking kan dat versterken. Als ze het idee hebben dat jij ze kwaad wilt doen, keren ze zich van je af of keren ze zich zelfs tegen jou.
Cluster B kent drie persoonlijkheidsstoornissen. Die vloeien voort uit hoe mensen in het algemeen omgaan met onzekerheid en angst. Wat kun je doen om daar zelf mee te leven? Er zijn verschillende mogelijkheden qua normale reacties op onzekerheid en angst. Denk bijvoorbeeld aan het proberen niet voor onverwachte zaken komen te staan, alles onder controle houden. Je probeert dus om niet in lastige situaties te komen, door niet te veel contact te hebben en jezelf een beetje terug te trekken. Een andere mogelijkheid is heel adequaat hulp vragen. Als je de hulp krijgt die je nodig hebt, kun je prima verder.
Hulp vragen is op zichzelf normaal, maar wanneer is dit niet normaal meer? Dat merk je als hulpverlener als je er tegenaan loopt dat de hulpvraag nooit stopt. Als er voortdurend een overvraging is bij wat je redelijkerwijs zou verwachten. Elke oplossing roept een nieuwe vraag op. Een klassiek ding binnen cluster B is ‘ja maar’. Het is niet de bedoeling dat de hulp helpt.
De eerste persoonlijkheidsstoornis binnen cluster B is de afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Je kunt dit ook een hulpvraagstoornis kunnen noemen. Hulp vragen is voor mensen met deze stoornis het doel op zich. Een oplossing is niet gewenst want dan is er geen hulpvraag meer. Deze mensen hebben het idee dat een hulpvraag de enige rechtvaardiging is voor contact verlangen met een ander. Ze ervaren een angst dat als het goed gaat en hulp niet meer nodig is, dat ze dan alleen zijn.
De tweede persoonlijkheidsstoornis binnen cluster B is de
dwangmatige persoonlijkheidsstoornis. Mensen met een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis moeten alles onder controle hebben, want als je alles onder controle hebt, kan je niks gebeuren. Dat kan zo ver gaan dat iemand het zelfs niet verdraagt dat er een stuk papier scheef op tafel ligt. Iemand verdraagt niets onverwachts en als je daarvan afwijkt, wordt iemand boos. Die boosheid komt voort uit angst.
De derde persoonlijkheidsstoornis binnen cluster B is de vermijdende persoonlijkheidsstoornis. Hierbij speelt de stoornis vooral een rol rondom sociale contacten. Mensen met een vermijdende persoonlijkheidsstoornis hebben de angst dat ze afgewezen worden, dat ze niet geaccepteerd worden. Dit is een heel basale (normale) angst, maar bij mensen met deze stoornis is dit extreem en problematisch. Deze mensen houden contact af als ze er niet op voorhand zeker van zijn dat ze geen kritiek zullen krijgen. Ze zijn ontzettend krenkbaar voor kritiek en afwijzing.
Cluster C heeft betrekking op mensen met een extravert, heftig temperament. Mensen met een heftig temperament botsen eerder met een ander. Samenleven met iemand met een heftig temperament is nooit saai, maar soms wel erg moeilijk. Mensen met een heftig temperament zullen dingen die normaal zijn in intermenselijk contact heftiger ervaren dan anderen. Deze mensen vragen veel aandacht en zijn in hun behoefte tot aandacht zelfs onuitputtelijk. Dat betekent in wezen dat ze continu bevestiging nodig hebben. Ze ontlenen hun bestaansrecht aan de bevestiging van een ander. Dit cluster kent vier persoonlijkheidsstoornissen.
De eerste persoonlijkheidsstoornis binnen cluster C is de theatrale persoonlijkheidsstoornis. Iemand met deze stoornis speelt een façade, iemand is constant bezig met toneelspelen. Dit uitsluitend met het doel om voortdurend bevestigd te worden. Zulke mensen lijken in eerste instantie leuk en grappig, maar na een tijdje wordt het vervelend en put het de omgeving uit.
De tweede persoonlijkheidsstoornis binnen cluster C is de narcistische persoonlijkheidsstoornis. Dit resulteert in een pathologische ijdelheid. Trump is hier een goed voorbeeld van: het is iemand die zichzelf overschat en anderen vernedert. Hij is egoïstisch en uitbuitend. De gedragingen binnen een narcistische persoonlijkheidsstoornis zijn geen normale vorm van ijdelheid. De behoefte aan erkenning en respect van anderen is niet te bevredigen bij deze stoornis. Veel mensen voelen zich miskent in de huidge tijd, wat in wezen een narcistische thematiek is. Maar bij mensen met deze stoornis is het nooit genoeg. Dit komt voort uit een onoplosbare twijfel van binnenuit. Die twijfel is ontstaan door vernedering.
De derde persoonlijkheidsstoornis binnen cluster C is de antisociale/psychopatische persoonlijkheidsstoornis. Mensen met deze stoornis zijn misdadigers en sadisten. Dit zijn mensen die anderen bewust, koeltjes en zonder emotie misbruiken. Deze mensen zijn niet te corrigeren door straf. Ook mensen die de president van een land zijn passen goed binnen deze stoornis, volgens Koerselman.
De vierde persoonlijkheidsstoornis binnen cluster C is de borderline persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornis wordt gekenmerkt door instabiliteit. Mensen met deze stoornis zijn instabiel in emotie, gedachten en gedrag. Hun emoties, gedachten en gedrag kunnen binnen 10 minuten compleet omslaan. Door die wisselende stemmingen hebben deze mensen een grote invloed op hun omgeving. Maar voor henzelf is het ook erg lastig: ze kunnen er namelijk zelf moeilijk mee leven en vertonen vaak zelfschadend gedrag. Iemand met borderline kan niet alleen zijn en ervaart dan een gevoel van leegte, zinloosheid, een dood en verlaten gevoel. Deze persoon heeft een ongelofelijke drang om iemand te zoeken om de leegte mee te vullen. Maar iemand met borderline kan ook niet samen zijn, want het verstikt ze als ze iemand vinden om samen mee te zijn. Je weet dat iemand geen borderline heeft als iemand een stabiele relatie heeft. Iemand met een stabiele relatie heeft per definitie geen borderline persoonlijkheidsstoornis.
Hoe je omgaat met mensen met persoonlijkheidsstoornissen, lees je in het artikel met praktische tips.