Judith van Duivenboden-Kreijne (seksuologe en orthopedagoog) heeft ruime (onderzoeks-)kennis en ervaring op het gebied van seksuele gezondheid bij mensen met een verstandelijke beperking.
Zij kwam in dit college ideeën en tools geven om voorlichting en begeleiding rond positieve seksualiteit vorm te geven, het gesprek aan te gaan met cliënten en hun (seksuele) weerbaarheid te vergroten. Judith slaagde erin om een het onderwerp – dat voor vele nog een taboe is om aan te kaarten – luchtig te vertellen waar zij een leuke balans liet zien tussen haar uitgebreide theoretische kennis en praktische tips. Een korte uitwerking van dit college volgt hieronder.
25 jaar geleden was het de norm om seksualiteit te bespreken in een overleg, in een kamer met de deur dicht en zonder cliënten. Tegenwoordig is dat enorm veranderd en is het een onderwerp dat meer bespreekbaar is dan toen. We zoomen eerst in op de cijfers: 61% van de vrouwen met een verstandelijke beperking, en 23% van de mannen met een verstandelijke beperking heeft te maken gehad met seksueel overschrijdend gedrag. In dit onderzoek werd hen gevraagd: “Heb je hier met iemand over gesproken toentertijd? 50% zei nee. Voornamelijk “omdat niemand mij daar ooit iets over heeft gevraagd”. Daarmee komt naar voren dat het dan ook belangrijk is om dit onderwerp te kunnen bespreken.
Volgens de WHO hebben mensen met een verstandelijke beperking recht op een ‘gezonde’ seksualiteitsbeleving en ‘juiste’ voorlichting ontvangen. De eerste vraag die dat oproept is: “Wat is gezond?” Het is belangrijk om te beseffen dat er eigenlijk veel meer ‘gezond’ is dan dat wij primair zouden bedenken. Over het algemeen is het ongezond wanneer iemand zichzelf of een ander schade doet met de seksuele beleving. Hier zit altijd een ingewikkeld grijs gebied. Wanneer beide personen plezier ervaren, is de manier waarop zelf in te vullen. Maar wanneer we het hebben over kwetsbare mensen is dit iets wat voor hen lastig kan zijn om te bepalen, denk daarbij aan SM of bepaalde fetisjen. Daarom is het belangrijk dat er gesprekken zijn over dit onderwerp. Deze hoeven niet zwaar of extreem luchtig te zijn, maar een open houding kan ervoor zorgen dat de ander zich ook openstelt.
Seksuele voorlichting wordt veelal gegeven in gesproken taal. Laat dat nou net hetgeen zijn waar mensen met een verstandelijke beperking moeite mee hebben. Onthoud: alles wat je vertelt, moet je ook visueel kunnen laten zien door middel van picto’s. Dan wordt alles een stuk duidelijker voor hen. Blijf daarbij dicht bij hun belevingswereld. Ook zorgen visuele plaatjes ervoor dat je langzamer gaat praten omdat je zelf ook moet nadenken over de koppeling met woorden en plaatjes. Daarmee sluit je aan bij de ander en kan de cliënt jou begrijpen wanneer je voorlichting geeft.
Een vraag die vaak gevraagd wordt aan mensen met LVB wordt gesteld: ‘Kijk je wel eens porno?” De reactie is over het algemeen: “Ja, maar dat is niet zoals het in het echt gaat.” Dit is wat mensen met een verstandelijke beperking namelijk wordt geleerd om helderheid te scheppen. De mensen met een verstandelijke beperking weten echter helemaal niet wat die woorden eigenlijk inhouden. Veelal wordt de tekst hen aangeleerd, maar weten zij helemaal niet ‘hoe het in het echt gaat’. Soms hebben ze dat nog helemaal niet gehad en merk je dat het woorden zijn die vanuit de begeleiding of vanuit naasten komen. Probeer dit soort uitspraken op te merken en te zien dat er in die betreffende situatie nog geen helderheid is bij de cliënt. Doorvragen is dan gewenst.
Judith wijst ons op de roze bril versus de veiligheidsbril.
Ze gooit een vraag op: “Welke associaties heb je bij het woord seks?” In de zaal worden woorden geroepen als ‘fijn’, ‘liefde’, ‘relaties’, ‘verbinding’ etc. Wanneer ze vraagt: “Welke associaties heb je bij seks bij mensen met een verstandelijke beperking?” worden woorden genoemd als “kwetsbaar”, “porno”, “risico’s” en zelfs “overschrijdend gedrag”. Opvallend daarin is dat we geneigd zijn om meteen de negatieve kant belichten, terwijl we dat buiten de verstandelijke beperking juist romantiseren.
En met die gedachte begin je vaak het gesprek. Daarom hebben veel cliënten met dit onderwerp het gevoel dat ze zich moeten verantwoorden. Wanneer de cliënt bijvoorbeeld vertelt dat hij/zij iemand heeft ontmoet die ver weg woont, daar verliefd wordt of wanneer de cliënt een bepaalde fetisj heeft, kan het lastig zijn om daar objectief naar te blijven kijken. De kwetsbaarheid van de mensen komt dan naar de voorgrond, terwijl het experimenteren er ook mag zijn. Zo zie je dat tieners en jongvolwassenen op allerlei manieren experimenteren en hun eigen grenzen moeten leren kennen. Bij mensen met een verstandelijke beperking worden deze vaak (vaak terecht, maar soms te beschermend) ingevuld door naasten.