Hoe de maatschappij jouw identiteit verandert.
We lijken te leven in een stroomversnelling ten opzichte van 100 jaar geleden. Alles gaat sneller en iedereen heeft het steeds drukker. Dat is natuurlijk niet ineens zo. Het gaat hier om een geleidelijke verandering, waardoor we dit niet van de een op de andere dag merken.
Paul Verhaeghe bespreekt in zijn kenniscollege welke effecten de veranderingen in de maatschappij op ons hebben. Zo bleek rond het jaar 2000 dat depressies voornamelijk voortkomen uit de professionele sfeer en dat er een epidemie van persoonlijkheidsstoornissen was ontstaan. Maar hoe dan?
Rond het jaar 2000 liepen er dus meer mensen rond met een gestoorde persoonlijkheid dan in de tientallen jaren ervoor. Dat werd vreemd gevonden, want je identiteit hoort niet te wijzigen. Toch is dat juist veel gebeurd in de afgelopen decennia. Door ingrijpende maatschappelijke veranderingen, zoals de opkomst van internet en mobiele telefoons, wordt de mens niet gelukkiger. De mens lijkt er juist zeer ongelukkig van te worden en wordt steeds vaker richting de psychiatrie geduwd.
Dat je identiteit niet hoort te wijzigen was tot het begin van de 21e eeuw een veelvoorkomende gedachte. Het tegenovergestelde is waar: je identiteit verschuift voortdurend en wordt constant onderworpen aan veranderingen in je omgeving. De identiteit van mensen van je eigen generatie verschilt ook weer van die van een andere generatie. Door veranderingen in de maatschappij, heeft iedere generatie te maken met andere zaken dan de generatie ervoor. Er is in de afgelopen 50 jaar een enorme stroom aan veranderingen gekomen. We spiegelen niet meer alleen met ouders of omgeving, maar ook met digitale beelden en woorden. De identiteiten en verhoudingen zijn dus aan het veranderen.
De maatschappij is op meerdere vlakken een race geworden waarin we allemaal een individu zijn. Dit maakt de mens psychisch en medisch ziek. Ziektes worden individueel behandeld en het globale plaatje mist. Verhaeghe is groot voorstander van het helpen van mensen als individu en als onderdeel van de groep. Mensen in het globale plaatje zien en hen in de groep plaatsen door middel van groepsactiviteiten en groepsbehandelingen, kan ervoor zorgen dat mensen meer onderdeel worden van de maatschappij. Als mensen in de hulpverlening alleen als individu worden behandeld, blijven we dweilen met de kraan open.
Het individu is in 2020 een belangrijk iets: iedereen wil uniek en bijzonder zijn. Toch is de vorming van een identiteit over het algemeen hetzelfde bij iedereen. De constructie van identiteit bestaat uit twee processen. Het eerste proces is identificatie. De woorden en beelden die ons worden voorgehouden nemen wij over. Deze construeren laag voor laag onze identificatie. De mens probeert namelijk altijd zo goed mogelijk te spiegelen en op de omgeving te lijken. Naast je eigen identiteit, groei je ook op met een familie-identiteit. Bij een familie-identiteit is er sprake van conditioneringsprocessen: er wordt ons vertelt wat we voelen, waarom we dat voelen, hoe we daarmee moeten omgaan, hoe we daar niet mee moeten omgaan, wat wel mag en wat niet mag. Daarmee is je identiteit binnen je familie dus onderdeel van een groepsidentiteit. Deze groepsidentiteit is bepalend, maar bij iedere familie anders. Deze gedeelde identiteit is afhankelijk van de plaats waar je vandaan komt, de tijd waarin je leeft en de sociale klasse waarin je je bevindt.
Hieruit komt voort dat de mens en zijn familie allemaal sterk op elkaar lijken, veel meer dan de meeste mensen eigenlijk willen. Iedereen wil uniek zijn, anders dan de rest en vooral niet te veel lijken op zijn ouders (vooral dwarse pubers niet).
Het tweede proces is separatie. Dit is het proces waarin de mens kiest. Dit proces geeft mensen vrijheid. Baby’s en kinderen kiezen al waarmee zij zich identificeren. Op grond van onderzoek is bekend dat baby’s al keuzes maken. Die keuzes leiden tot andere keuzes, wat uiteindelijk leidt tot een traject dat individueel is. Die vrijheid is wel beperkt in de jonge jaren: een kind kan alleen maar kiezen tussen dingen die worden voorgehouden.
De wisselwerking tussen deze twee processen zorgt ervoor dat de identiteit van de mens blijft ontwikkelen en veranderen. De processen stoppen nooit, maar de veranderingen worden wel kleiner op den duur. Naarmate je ouder wordt, worden de keuzes namelijk steeds minder ingrijpend omdat er voor een groot deel al een invulling is.
Omdat de identiteit veranderlijk is, worden veel veranderingen gezocht in de psychiatrie. De mens wil zo veel mogelijk begrijpen van zichzelf en zoekt daarvoor graag diep in zichzelf naar antwoorden. Deze zoektocht kan eindigen in teleurstelling: vaststaande antwoorden ga je namelijk niet vinden. Omdat je altijd in beweging bent, kom je telkens weer opnieuw voor verrassingen te staan.
Verhaeghe geeft aan dat je de inhoud van jouw identiteit moet zoeken in de verhouding tot anderen. Het gaat hierbij om 4 verhoudingen die hij als volgt beschrijft.
???? De genderverhouding. De mannelijke identiteit ontwikkelt in verhouding tot de vrouwelijke en andersom. Ook de identiteit van iemand die zich anders identificeert (x), ontwikkelt zich in verhouding tot de andere genderidentiteiten.
???? De verhouding tegenover een gelijke. Hierbij heerst de vraag hoe jij je verhoudt tegenover je spiegelbeeld. Dit kan man op man zijn, vrouw op vrouw, x op x, maar ook binnen de genderidentiteiten zijn er groepen die zich als anders identificeren. Een heterovrouw zal haar spiegelbeeld bijvoorbeeld niet vinden in een lesbische vrouw. Deze identiteiten hebben weliswaar overlap, omdat zij beide vrouw zijn, maar er zijn ook verschillen, omdat zij zich anders verhouden tot andere genderidentiteiten.
???? De verhouding tot autoriteiten. Je dient in eerste instantie te luisteren want ‘zij zijn groot en wij zijn klein’. Dit wordt je van jongs af aan geleerd. De positie die we innemen is een bijzondere, want bijna iedereen verandert hierin. Je begint onderaan en op een bepaald moment ga je over naar de andere kant. Je wordt ouder, krijgt een baan en wordt zelf een autoriteit binnen jouw werkveld. Als volwassen man ben je niet alleen meer de zoon van, maar ook de vader van. Dit zet je in een andere positie en brengt een verandering met zich mee.
???? De verhouding tegenover onszelf. Deze verhouding is het belangrijkst. Iedereen start iedere dag opnieuw op een eigen manier. In de eerste aanblik start er een interne dialoog: die is evaluerend en er zit een waardeoordeel in.
Maar hoe zit het dan met de biologische achtergrond van de identiteit? In genetisch materiaal is tot op heden niets gevonden wat de inhoud van identiteit bepaald. Identiteit lijkt niet afhankelijk te zijn van genetica. Wat de genetica van een kind dan meebrengt op dit vlak is nog niet begrepen. Wat wel bekend is uit genetica is dat alle mensen bepaalde kenmerken altijd en overal laten zien. Zo doen vrijwel alle moeders een poging om hun kind vanaf het begin af aan te beschermen. Ook spreken moeders tegen baby’s en kleine kinderen op een andere, hogere toon dan tegen andere mensen. Dit doet elke vrouw en dit ligt evolutionair biologisch vast. Er kan dus gezegd worden dat de biologische ‘ondergrond’ een fundament tekent: Het zet krijtlijnen en daarbovenop bouwen wij onze identiteit.